Onze paarden zijn braaf en bedaard. Toch zijn en blijven paarden dieren, die soms onberekenbaar zijn en onverwacht op geluiden of gebeurtenissen kunnen reageren. Voor een zo fijn mogelijke tijd met onze paarden, vragen wij jullie om op het volgende te letten:
- De paardrijhelm moet goed aansluiten en mag niet wiebelen.
- Draag paardrijlaarzen of stevige schoenen tot over je enkels, ter bescherming en voor een stevige grip in de stijgbeugels.
- Begroet het paard, waar je op mag rijden, vriendelijk: het paard wordt rustiger en vertrouwensvoller, wanneer je het aait en met vriendelijke stem spreekt.
- Benader het paard nooit van achteren: houd oogcontact en voldoende afstand.
- Geef het paard geen voer uit de hand, anders zoekt het je hele lichaam naar eten af. In plaats daarvan kun je het paard een appel of een wortel in een etensbak geven of deze voor het paard op de grond leggen.
- Wees voorzichtig en liefdevol als je het paard bestijgt: leg het zadel langzaam en voorzichtig op de rug van het paard en let erop dat dit niet te strak is vastgemaakt. Wacht even af of het paard het bit van het hoofdstel aanneemt.
- Stap langzaam en voorzichtig in de stijgbeugels: alleen horken ploffen neer op de rug het paard!
- Behandel het paard als je vriend: schoppen, slaan, hard aan de teugels trekken of vloeken hoort er NIET bij!
- Verzorg het paard na het rijden: kam het paard, aai het en bedank het.
- Wandel altijd NAAST het paard, ter hoogte van zijn hoofd en schouder.
- Loop altijd links van het paard.
- Als je het paard poetst, let er dan op dat je genoeg afstand houdt van de paarden ernaast (zodat je er niet tussen geklemd kan worden)
- Straal zo veel mogelijk rust uit.
- Probeer geen onverwachte bewegingen te maken.
- Wees niet nerveus.